PublicatiesColumnVerkiezingstijd: de hoge verwachtingen en bescheiden ambities voor de kinderopvang …
Column

Verkiezingstijd: de hoge verwachtingen en bescheiden ambities voor de kinderopvang …

16

April

2020

Over precies een jaar - op 21 maart 2021 – staan de nieuwe Tweede Kamerverkiezingen gepland. Dat lijkt nog ver weg, maar niets is minder waar. De concept verkiezingsprogramma’s, de beoogde lijsttrekkers en de wijze waarop politieke partijen de campagne vormgeven; het staat al volop in de steigers. En dat betekent dat de lobby al volop aan het werk is om een bijdrage te leveren aan de verkiezingsprogramma’s. Welke ambities zijn er eigenlijk nog in te vullen als het gaat om kwaliteit, toegankelijkheid en overige wet- en regelgeving voor de kinderopvangbranche?

De meest recente peilingen laten zien dat een nieuw meerderheidskabinet uit tenminste 5 verschillende partijen zal bestaan. In de periode na de Tweede Wereldoorlog is dat - meer dan 40 jaar geleden - slechts 2 keer eerder gebeurd. En als we de 3 partijen (CHU, ARP en KVP) die niet veel later opgingen in het CDA samen nemen, krijgen we in 2021 te maken met een unieke belevenis.  

Een regeerakkoord met meer partijen zal ook navenant meer compromissen en minder radicale keuzes bevatten, zou je denken. En dat betekent dat de kinderopvang lobbyisten de komende maanden op pad moeten met ambities die een brede doelgroep aan politieke stromingen aanspreken.

Maar welke ambities voor de kinderopvangbranches zijn er eigenlijk nog over 15 jaar na invoering van de Wet kinderopvang? Heeft de kinderopvang in Nederland nog knelpunten als het gaat om de toegankelijkheid of de kwaliteit? Is er in Nederland behoefte aan (nog) betere kwaliteit en (nog) lagere nettolasten voor kinderopvanggebruikers?

Kwaliteit

Als het gaat om de kwaliteit van de kinderopvang in Nederland zijn de wetenschappers die het kunnen weten - Leseman en Fukkink - het met elkaar eens. De kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang doet niet langer onder voor de kwaliteit van de Scandinavische landen die tot voor kort als superieur werden aangemerkt.

Ook een analyse van de GGD inspecties laat zien dat we ons geen zorgen hoeven te maken en dat de Nederlandse kinderopvang prima in staat is te voldoen aan alle wettelijke eisen. Een steekproef van 349 gemeenten laat zien dat van alle ruim 340.000 geïnspecteerde items - in de periode 2017 tot medio 2019 - er 95% voldeden aan de wettelijke criteria.

Als we uitsluitend kijken naar het eerste halfjaar van 2019 zien we dat niet minder is geworden. Een steekproef van alle inspecties in 345 gemeenten laat zien dat van de bijna 70.000 geïnspecteerde items er nog steeds 95% aan alle wettelijke eisen voldeden. En dat is best bijzonder met de aangescherpte beroepskracht-kind-ratio en de krappe personeelsmarkt.

Voor onderzoekers Singer en Kleerekoper levert die omvangrijke analyse van alle GGD inspecties geruststellend nieuws op over hun zorg over de commerciële kinderopvang (zie Volkskrant 9 december 2019).

Een steekproef van de inspecties in de periode 2018 tot medio 2019 van ruim 210.000 inspecties in 351 gemeenten laat zien dat stichtingen op 5% van alle ruim 70.000 inspecties een onvoldoende laten zien terwijl de met private equity gefinancierde aanbieders op minder dan 3% van de ruim 8.300 inspecties geen voldoende scoren. Dat is overigens geen pleidooi voor of tegen private equity maar slechts een onderbouwing van de stelling dat schaalgrootte helpt om te voldoen aan de complexe kwaliteitseisen waar aanbieders aan moeten voldoen.

Toegankelijkheid

Als het gaat om de toegankelijkheid van de kinderopvang moeten we vaststellen dat in 2019 bijna 90% van alle peuters gebruik maakt van een voorschools opvangaanbod (zie Monitor bereik van voorschoolse voorzieningen in NL 2019). Die deelname is bijna even hoog als het aandeel peuters dat volledig is ingeënt. En - net als bij de deelname aan het vaccinatieprogramma – blijkt dat het grootste deel van die laatste 10% niet deelneemt aan een voorschools aanbod vanwege principiële redenen. Met de huidige toeslagregeling is er geen gezin dat met droge ogen nog kan beweren dat werken – vanwege de kosten  van de kinderopvang – niet loont. Een prominente plek voor beter betaalbare kinderopvang lijkt daarmee ook niet een prioriteit in de meeste verkiezingsprogramma’s. En een discussie over verplichte kinderopvang - zoals bij vaccinaties – zal ook geen brede doelgroep trekken.

Voor de komende verkiezingen is een bescheiden inzet misschien wel het meest effectief om de steun van een brede coalitie aan politieke stromingen te verzamelen achter kleine maar essentiële veranderingen.

Zullen we toch eens kijken of we peuters die het hard nodig hebben, niet iets eerder dan 2,5 jaar kunnen laten starten met het aanbod voorschoolse educatie? En kunnen we de komende 4 jaar - in plaats van grote systeemwijzigingen met onzekere gevolgen - de toeslagregeling iets minder complex maken zodat ouders, aanbieders en de uitvoerders bij de Belastingdienst Toeslagen er aanzienlijk minder werk aan hebben.

En kunnen we - op basis van een grootschalige analyse van de GGD inspecties - niet eens nagaan welke wettelijke eisen overbodig zijn (van de meer dan 1 miljoen wettelijke inspectie items die in 349 gemeenten vanaf 2016 van toepassing waren, is minder dan de helft daadwerkelijk getoetst).

 

In de aanloop naar volgend jaar zullen we nog veel horen over ambitieuze en substantiële wijzigingen in wet- en regelgeving. Ik ben benieuwd of die ambities zullen landen in een nieuw coalitieakkoord van meer dan 4 politieke partijen.  

publ. BBMP/mrt. 2020

kinderopvang
column
voorschoolse voorzieningen
toeslagen