1
January
2013
In Rotterdam hebben twee grote roc’s het voornemen om concurrerende opleidingen samen te voegen. Door die ingreep vervalt de onderlinge concurrentie, ontstaat meer schaalgrootte bij specifieke opleidingen en dat kan – volgens de initiatiefnemers – bijdragen aan betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt in de regio. Werkgevers in de regio reageren enthousiast en aangezien zij voor een groot deel het bestaansrecht van de opleidingen bepalen, zullen de resultaten van het haalbaarheidsonderzoek weinig verrassend zijn.
Ook de toekomst van het integraal kindcentrum (ikc) met onderwijs, opvang en meer onder één dak vraagt om radicale keuzes of realistische compromissen. Ondanks de barre tijden (met een bovengemiddeld aantal faillissementen en afscheidsrecepties) staat het ikc nog steeds op de agenda van veel bestuurders in onderwijs en opvang. Heel Nederland moet over op het ikc met onderwijs- en opvangvoorzieningen met één doorgaande lijn in één gebouw.
Ideaalbeeld
Zo langzamerhand komt dat ideaalbeeld door de actuele marktontwikkelingen steeds meer onder druk te staan.
Het bereik van opvang neemt af waardoor opvanglocaties een steeds groter werkgebied met meerdere basisscholen moeten bedienen.
Door bezuinigingen bij gemeenten neemt ook de exploitatiebasis voor het peuterspeelzaalwerk af. Als het peuterwerk – zoals het kabinet al heeft aangekondigd – onder de toeslagregeling gebracht wordt ontstaat een nieuwe prikkel om de exploitatie van dagopvang en peuterwerk meer te integreren. Die trend is al gaande en de druk wordt steeds groter om voorschoolse voorzieningen te concentreren in de dagverblijven in de wijk die in meer dan 80 procent niet in of bij school zijn gevestigd. Bij hen ontstaat immers meer ruimte om ook de peutervoorzieningen te bedienen. En zo ontstaan er meer en meer prikkels die haaks staan op de ontwikkeling van ikc’s met alles onder één dak.
Rekensom
Een simpele rekensom leert dat de gemiddelde basisschool in Nederland iets meer dan 220 leerlingen heeft. Zeker met het teruglopende bereik biedt dat aantal leerlingen slechts zelden een gezonde exploitatiebasis voor een gespecialiseerde dagopvang- of bso-locatie.
Wie realistisch is en de komende jaren niet rekent op meer geld of substantiële stelselwijzigingen van de overheid moet vaststellen dat de toekomstige ontwikkeling van het ikc in de regio op een tweesprong staat. De ene afslag op deze tweesprong vergt acceptatie van het gegeven dat de ikc-gedachte slechts een middel of concept – en geen doel op zich – is om afstemming tussen verschillende jeugdvoorzieningen te waarborgen.
Die keuze leidt juist niet tot veel meer nieuwe ikc’s onder één dak maar tot verdere afstemming van de programma’s met meerdere aanbieders op meerdere locaties. De andere weg vergt een strategische keuze van schaalvergroting van het basisonderwijs volgens het Rotterdams voorbeeld.
Daarmee ontstaat een bredere exploitatiebasis voor aanpalende opvangvoorzieningen onder hetzelfde dak.
Beren op de weg
De beren op de weg naar het realiseren van meer levensvatbare ikc’s in de komende jaren zijn legio. Zo is de zorg over ‘de menselijke maat’ door de politiek vastgelegd in de fusietoets primair onderwijs. Op lokaal niveau is er vaak een politieke afweging over het in stand houden van de basisschool in kleine kernen. Verder is nog steeds het onderscheid in openbaar, protestantschristelijk en katholiek basisonderwijs een drempel voor een integrale aanpak.
‘Klein’ is lang niet altijd fijn en zeker niet voor ikc’s in wording met ambities. Wie inzet op de weg naar integrale ikc’s met een gerichte wijkaanpak ontkomt niet aan een discussie over schaalgrootte van het basisonderwijs en alle afwegingen over diversiteit en spreiding die daarmee samenhangen. Wie daar niet aan wil moet accepteren dat het ikc van de toekomst geen gezamenlijk dak heeft.
Reageren? ed@buitenhek.nl.