PublicatiesColumn{To be}, {not to be} of toch iets ertussenin…
Column

{To be}, {not to be} of toch iets ertussenin…

1

June

2013

‘{To be or not to be}’ roept Hamlet uit in het gelijknamige stuk van Shakespeare. De jonge Hamlet twijfelt of het zin heeft om door te leven nu zijn vader is omgebracht door zijn oom, die niet alleen de troon opeist maar – als klap op de vuurpijl – ook nog eens met zijn moeder in het huwelijk treedt...

Hamlet analyseert de belabberde situatie en ziet twee opties:  
a. ‘to be’  en dealen met de situatie;
of:
b. ‘not to be’ en een eind aan zijn leven maken.
Die overweging speelt in het vervolg van het stuk overigens nauwelijks nog een rol: geen van de hoofdrolspelers haalt het einde van het stuk.

Met iets minder drama omgeven kent de wetgeving rond voorschoolse voorzieningen ook het principe ‘to be’ or ‘not to be’. Je bent kinderopvang of je bent het niet. Kinderopvang wordt alleen gefinancierd als het aan de eisen van de wet voldoet en is opgenomen in het landelijk register kinderopvang. Een typische ‘to be’-situatie. Als aan de eisen van de wet niet wordt voldaan, volgt geen opname in het landelijk register kinderopvang en is de exploitatie van een dergelijke voorziening in beginsel verboden en volgt via toezicht en handhaving de ‘not to be’-optie.
Deze wettelijke tweedeling (gefinancierd en toegestaan versus niet gefinancierd en dan verboden) staat ter discussie. De regering onderzoekt nu of het wenselijk is om de huidige systematiek van de wet te heroverwegen om ruimte te bieden aan een nieuwe categorie van opvanginitiatieven die wel wettelijk wordt toegestaan maar waarvan het gebruik door de overheid niet wordt gefinancierd. Eind van het jaar volgt uitsluitsel van de minister daarover (brief 10 juni 2013, SZW).
Aanleiding voor dat onderzoek is onder andere de al jaren voortslepende discussie over de ouderparticipatiecrèches (opc’s). Ze voldoen veelal niet aan de wettelijke beroepskwalificaties en ook niet aan de wettelijke eisen die gesteld worden aan het maximum aantal vaste medewerkers per groep maar worden tot 1 januari a.s. nog gedoogd.
Wat daarna volgt moet de komende maanden blijken uit het onderzoek van de regering dat gesteund wordt door een kamerbrede motie om de opc’s een structurele ‘to be’-status te geven. Zo komt er mogelijk in het landelijk register kinderopvang – naast peuterspeelzaalwerk, dagopvang, bso, gastouderopvang en gastouderbureau – een nieuwe compromis-categorie: ‘ouderparticipatiecrèches en overige initiatieven’. Simpel zat, of toch niet?

De verleiding is groot om een compromis-categorie opvangvoorzieningen in te stellen. Het komt immers tegemoet aan kamerbrede steun voor een motie uit 2010 (Dupuis) en een meer recent pleidooi van fracties om wettelijk ruimte te creëren voor de sympathieke zelfredzame opc-initiatieven.

Maar er zijn meer sympathieke zelfredzame initiatieven te bedenken. Zo werd jaren geleden – toen de werkloosheid nog een stuk lager was – de suggestie gedaan om uitkeringstrekkers in te zetten voor opvang.
Ook zie ik sympathieke mogelijkheden om zorg en opvang te combineren en ‘ouden van dagen’ als dagbesteding in te zetten in de opvang.
Talloze initiatieven zijn er te bedenken die passen in de nieuwe compromis-categorie:
‘ouderparticipatiecrèches en overige initiatieven’, google maar eens op ‘moskee+internaten+rotterdam’.

Compromisloos

Er zijn echter ook argumenten voor de compromisloze variant waarin de opc’s vanaf 2014 gewoon aan alle wettelijke kwaliteitseisen voor dagopvang moeten voldoen en geen uitzonderingspositie krijgen.
Als de belangen van kinderen vooropstaan is de uitkomst van het onderzoek dat de minister nu instelt immers voorspelbaar. Er is namelijk geen wetenschapper die zal ontkennen dat minimale opleidingseisen en kwalificaties voor personeel belangrijk zijn voor het welzijn van kinderen in voorschoolse voorzieningen. En ook de groepsstabiliteit en het beperken van het aantal gezichten is volgens hen medebepalend voor de kwaliteit van het opvangklimaat. Het enige tegenargument dat opc’s voor deze wettelijke tekortkomingen kunnen aanvoeren is dat de opvang wordt uitgevoerd door medewerkers die vader- of moederschap als beroepskwalificatie hebben.
De kern van het vraagstuk is daarmee niet of de 7 of 8 opc’s in Amsterdam en Utrecht een wettelijke status moeten krijgen om ook na 2014 ‘to be’ kunnen blijven. Het vraagstuk in breder perspectief is of we ons de huidige kwaliteitseisen en ambities voor voorschoolse voorzieningen nog kunnen en willen veroorloven. Het sectorhoofd Arbeid en Onderwijs van het CPB (zie W: economie.nl/weblog/wet-kinderopvang-regelt-opvang-en-geen-instrument-voor-onderwijs) is al een warm voorstander van opvang met veel lagere pedagogische ambities dan nu. Wie volgt?

Conclusie? Kinderopvang in Nederland is niet langer een probleem maar een oplossing. Alleen de resterende zuurpruimen en ‘probleemoplossers’ moeten we daarvan nog overtuigen.

Reageren? ed@buitenhek.nl.

peuterspeelzaal
advies kinderopvang
adviesbureau peuteropvang
pedagogische meerwaarde
column