PublicatiesColumnDure, goedkope, gratis of waardevolle kinderopvang...
Column

Dure, goedkope, gratis of waardevolle kinderopvang...

1

September

2013

De zomervakantieperiode zit er weer op maar rust op het kinderopvang front en in de media is er nauwelijks geweest. Goed nieuws en slecht nieuws wisselden elkaar af:
- Amsterdam stuurt peuters naar de basisschool!
- Kinderen socialer door kinderopvang!
- Geld voor onderzoek naar man in kinderopvang is op!
- Vve niet goed georganiseerd!
- Als laatste – voor de deadline van deze column – Kies nu voor Kinderen opnieuw overtuigend plan!

Het voordeel van de vakantie­periode is dat er ruim de tijd is om alle rapporten die ten grondslag liggen aan die headlines eens door te nemen op samenhang en logica. Met name het rapport van de Onderwijsinspectie over de vve en de conclusies die staatssecretaris Dekker daaraan verbindt, levert wel enkele discussiepunten op. Onder andere over de verdeling van verantwoordelijkheden tussen Rijk en gemeenten.
De Onderwijsinspectie concludeert dat er veel te verbeteren is in de kwaliteit van de vve. Dekker legt de verantwoordelijkheid voor de verbeteringen grotendeels bij gemeenten neer. Die zijn en blijven immers verantwoordelijk voor vve en krijgen meer dan € 300 miljoen per jaar aan Rijksbijdragen om die verantwoordelijkheid waar te maken.
De Onderwijsinspectie is echter niet alleen kritisch over gemeenten en uitvoerders maar ook over de regierol van het Rijk. Volgens de inspectie stelt het Rijk steeds wisselende eisen waardoor het voor gemeenten en uitvoerders niet makkelijker wordt om aan de hooggespannen verwachtingen te voldoen. Het gaat dan met name om de keuze tussen een brede inzet van vve of een inzet die zich puur richt op taalachterstanden. Over het afwisselende Rijksbeleid zegt de Onderwijsinspectie: ‘Eerst dienden de vve-programma’s zich te richten op de brede ontwikkeling van de kinderen, rond 2008 verschoof de nadruk naar de taalontwikkeling en in de Wet OKE (2010) blijkt dat het nu weer om de brede ontwikkeling gaat.’ (Onderwijsinspectie, 2013, p. 33) In de Wet OKE is nu nog uitdrukkelijk een brede aanpak vastgelegd: ‘Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.’

Wissel
Maar – net als zijn voorgangers – zet ook Dekker de wissel weer om en legt hij de focus weer op het wegwerken van taalachterstanden. Ongetwijfeld geïnspireerd door autoproducent Henry Ford aan het begin van de vorige eeuw – ‘Je kunt onze auto in alle kleuren kopen, als het maar zwart is’ – zet Dekker de nieuwe norm voor gemeenten en aanbieders:
‘Gemeenten hebben de vrijheid om te bepalen welke kinderen tot de doelgroep behoren. Maar het moet uiteraard wel gaan om kinderen voor wie voorschoolse educatie is bedoeld en dat zijn kinderen die een risico hebben op een taalachterstand.’ (Dekker, 20 augustus 2013, p. 4)

Het is te verwachten dat er de komende jaren meer focus en centrale regie van het Rijk op de inzet van vve van gemeenten komt. Volgens onderzoekers (zie o.a. Driessen 2012) is dat ook hard nodig om het rendement van de omvangrijke investering in vve te verantwoorden. Dat betekent ook dat het maar de vraag is of gemeenten na 2015 en 2016 nog de ruimte van het Rijk krijgen om vve voor een bredere doelgroep te financieren.
Voor vve-aanbieders in met name de grotere gemeenten (G37) betekent het dat zij rekening moeten houden met toekomstscenario’s op basis van een substantieel lager budget. Niet alleen door de focus op taalachterstanden maar ook de constatering dat kwaliteitsverbetering van het vve-aanbod in kleinere gemeenten meer prioriteit – en dus meer geld – moet krijgen, maken dat scenario nog waarschijnlijker.

Verschoven
En dan nog een praktisch puntje. De concrete plannen van Asscher voor de financiering van het voorschools aanbod laten nog even op zich wachten. ‘Voor de zomer’, werd ‘na de zomer’ en is nu
(beantwoording Kamervragen Dijkgraaf) verschoven naar ‘het najaar’. Dat betekent dat de implementatie naar alle waarschijnlijkheid pas in 2016 te verwachten is. Met de bezuinigingen op het gemeentefonds en de verdere focus op vve-risico’s is het maar zeer de vraag of veel gemeenten het zich kunnen en willen permitteren om het regulier peuterwerk tot 2016 overeind te houden. Steeds meer aanbieders nemen daarom het initiatief om voor te sorteren en het peuterwerk om te vormen naar peuteropvang.

Kostenstructuur
Voor peuterspeelzalen betekent omvorming – en het voldoen aan de pedagogisch medewerker/kind-ratio (pkr) van de dagopvang – het verkleinen van groepen (van 16 naar 14 kinderen) en een evenredige stijging van de kosten per uur. De toch al hogere kostenstructuur wordt daarmee nog
ongunstiger voor zowel ouders (hogere ouderbijdrage) als aanbieders (hoger tarief, lager bereik). Het specifiek onderscheiden van een pkr voor groepen met 2,5- tot 4-jarigen (op maximaal 15 kinderen) kan aanzienlijk helpen om frictieproblematiek te beperken en de uitwerking voor Asscher te vereenvoudigen. Het is ook nog even afwachten of BOinK en de branche hem die praktische oplossing kunnen aanreiken.

Reageren? ed@buitenhek.nl.

peuteropvang
advies kinderopvang
wet oke
column